Stel je voor
Je moet thuis blijven. Je mag alleen een rondje door je woonplaats wandelen en dan, hup weer terug naar je gebouw. Als je een dringende reden én toestemming hebt mag je je woonplaats kort verlaten. Er zijn geen restaurants open, geen theater, geen sportvereniging. Ja, je mag tennissen op het speciaal voor jullie huis aangelegde tennisveld. Er worden boeken ingezameld, puzzels en bordspellen geregeld. Een spel kaarten is ook geen probleem. Verder verveel je je.
Klinkt bekend, of niet? Je voelt je vast verwant met dit beeld. Ik in ieder geval zeker.
Maar het wordt anders.
De enige manier om in contact te blijven met je Belgische, Franse of Engelse familie is brieven schrijven. Beeldbellen, dat is een uitvinding van 80+ jaar later, dat is geen optie. Er zijn twee keuzes: schriftelijke communicatie, die regelmatig heftig gecensureerd wordt, of elkaar opzoeken. En dat laatste is voor lang niet iedere inwoner mogelijk, want familieleden wonen achter het front, in een ander land. Of zijn zelf aan het vechten.
Als je je rondje over het eiland loopt word je gevolgd door een bewaker. Een soldaat met bajonet en geweer houd je in de gaten. Om het nog erger te maken houden de andere mensen in het dorp je ook goed in het oog. Jullie zitten onvrijwillig vast op het Nederlandse eiland, zij zijn er opgegroeid of hebben voor de plek gekozen, bewust of onbewust. Ze weten wat jullie van plan zijn: ontsnappen en terug naar het front. Ze kijken met toegeknepen ogen toe hoe jullie over de haven stappen, door het weiland wandelen, tussen de vissershuisjes door lopen.
Over wie heb ik het?
‘Jullie’ zijn Franse, Belgische en Engelse officieren die in 1915 op Urk waren geïnterneerd. Zij waren in Nederland terecht gekomen tijdens de Eerste Wereldoorlog en moesten volgens het Vredesverdrag van 1907 door de Nederlandse regering geïnterneerd worden. Ze snapten wel dat dit moest gebeuren.
Maar dat Nederland die taak zo serieus nam, dat vonden ze uitermate irritant. Als er iets verwacht wordt van een officier is dat hij de moeite neemt om weer terug te komen naar het front, dus een eed afleggen om niet te ontsnappen was voor een aantal echt geen optie, dat ging tegen officiers-eer in. Die groep vluchtgevaarlijke geallieerde officieren werd op Urk vastgehouden.
De officieren hadden het niet verschrikkelijk, maar het was wel oncomfortabel en ze voelden zich ongelukkig. De beperkingen die ze hadden maakten dat hun wereld heel klein werd, terwijl ze in de grote wereld, in de Grote Oorlog van nut wilden zijn. Nu zaten ze te kaarten, een beetje Engels te leren, zich te vervelen. Wat ze ook deden was ontsnappingen plannen. Daar hadden ze ook de tijd voor en dat was maar goed ook, want een klein eiland ongezien verlaten is een straffe taak. Het gaf hun tijd daar een hoger doel.
De laatste weken kan ik me hun terneergeslagenheid beter indenken. Hun situatie en onze situatie is onvergelijkbaar, maar er is overlap in de beperkingen die wij ervaren en zij ervoeren. Zij wilden terug naar hun vliegtuigen of de loopgraven, wij willen terug naar het normale leven. Zij wilden Nederland verlaten, wij willen zonder gevaar voor onze gezondheid in het vliegtuig stappen naar dat fijne resort aan het strand.
De verschillen zijn ook groot. Wij zitten in stenen huizen met riolering, centrale verwarming, stromend water. Zij woonden in een enkelwandige barak die zodanig tochtte dat het zand door de kieren naar binnen waaide. Zij konden hun bezoek knuffelen, wij niet. Mochten ze op verlof, dan konden ze naar het theater, wij niet. Als wij een ommetje maken is er geen gewapende soldaat met een geweer, maar alleen een dringend verzoek van Rutte die in onze oren echoot. De grote overeenkomst is onze vrijheid die plotseling ingeperkt werd.
Zij toen en wij nu hebben daar moeite mee. Logisch ook. Maar zowel toen als nu waren er goede redenen voor, redenen die we vooral goed moeten onthouden.
In augustus komt mijn boek over het Urker kamp uit onder de titel Duivelseiland. Daarin lees je over de ontsnappingspogingen die ze deden en de redenen waarom Nederlanders ze zo strikt moesten bewaken.
Het wordt denk ik een boek waarin je kan ontsnappen aan de werkelijkheid, maar ook een band kan voelen met de hoofdpersonen doordat wij nu in een crisis zitten.
Al jaren zijn de mannen in het kamp mijn metgezel. Ik trok met ze op via hun brieven en de verhalen van hun nakomelingen, via hun foto’s. Ik probeerde in hun hoofd te kruipen. Nu voel ik nog meer verwantschap.
Zij wilden weg om te helpen de wereldbrand te blussen.
Wij helpen door thuis te blijven.
Vind je mijn werk waardevol? Doneer dan een kopje koffie.
Het schrijven van een verhaal kost tijd, geld en expertise. Het onderzoeken van een historisch verhaal duurt lang. Kost geld. Is ook ontzettend leuk, dat ook, zeker weten. Net als het inrichten van een tentoonstelling ook plezier geeft én veel werk kost. Als je mijn werk waardevol vindt, zou je me heel blij maken met een kleine bijdrage. Want van plezier kan ik geen eten kopen.
Doneren kan al vanaf €1,50, da’s behoorlijk goedkoper dan een kopje thee in een restaurant!